PanLex

Nederlands Vocabulary

284058 entries from 156 sources
16 additional sources obtained by PanLex and waiting to be analyzed,
containing at least 14059118 entries in this language.
aandacht trekken draw attention
aandachttrekkerij
aandacht vestigen op draw one’s attention to
aandammen
aan de
the
  1. to the
aan de achterkant
posterior
  1. behind
aan de achterzijde van
aan de andere kant on the other hand
aan de andere kant van
aan de bajonet rijgen
Aan de Berg
aan de beterende hand
aan de beurt up
aan de boemel zijn
aan de buikzijde
ventral
  1. belly-related
aan de buitenzijde peripheral
aan de dag leggen
aan de deur verkopen peddle
aan de drank
aan de drank zijn
aandeel
share
  1. stock
  2. part
  3. certificate
  4. equity
  5. graft
  6. move
  7. partition
  8. step
  9. quota
  10. portion
  11. corporate share
  12. lot
  13. allowance
  14. stake
  15. interest
  16. allotment
  17. cut
aandeel-
aandeel aan toonder
bearer share
  1. share to bearer
aandeelbewijs share certificate
aandeel hebben
aandeelhebber
shareholder
  1. stockholder
aandeelhouder
shareholder
  1. stockholder
aandeelhouderschap shareholdership
aandeelhouderschap van werknemers workers’ stock ownership
aandeelhoudersregister
aandeelhoudersvergadering annual general meeting
aandeelhoudster
aandeel in de opbrengst
aandeel op naam registered share
aan deflatie onderwerpen
aan de gang
under way
  1. in progress
  2. continuing
aan de gang brengen
go away
  1. leave
  2. absent onself
  3. set going
  4. set off
  5. start
  6. start off
  7. start out
  8. absent onself from
  9. depart
  10. discharge
  11. drive away
  12. drive off
  13. fire
  14. fire off
aan de gang zijn
aan de grond aground
Aan de grond in Parijs en Londen Down and Out in Paris and London
aan de grond lopen strand
aan de grond raken sink
aan de grond zetten land
aan de haak slaan hook
aan de haal gaan
aan de hand van
by means of
  1. in the view of
  2. by
  3. by way of
  4. in light of
  5. in the light of
aan de hand zijn
occur
  1. happen
  2. manage
  3. come about
  4. come
  5. arrive
  6. succeed
  7. end up
  8. get
aan de hand zijn
happen
  1. occur
aandehandzijn
aan de kaak stellen
Nederlands English