PanLex

Nederlands Vocabulary

284058 entries from 156 sources
16 additional sources obtained by PanLex and waiting to be analyzed,
containing at least 14059118 entries in this language.
zich afwenden отвернуться
zich afzonderen
отделиться
  1. отделяться
  2. разъединяться
  3. разъединиться
zich als een berg verheffen
zich als een dandy gedragen
zich als een fat gedragen
zich als vrijwilliger melden
zich amuseren
развлекаться
  1. забавляться
  2. развлечься
  3. рассеяться
zich baden
купаться
  1. вымыть
zich baseren
zich baseren op
zich bedekken
покрываться
  1. покрыться
  2. затянуться
zich bedenken
zich bedienen
использовать
  1. пользоваться
zich bedrinken
zich bedroeven
zich bedwingen
сдержаться
  1. сдерживаться
zich begeven
идти
  1. поехать
  2. пойти
  3. ехать
zich beheersen
сдержаться
  1. сдерживаться
zich behelpen
zich behelpen met
zich beijveren
пыта́ться
  1. стара́ться
  2. прилага́ть уси́лия
zich beijveren
zich bekend maken
zich bekeren
zich beklagen жаловаться
zich bekommeren
ухаживать
  1. заботиться
  2. уделять внимание
  3. беспокоиться
  4. опекать
zichbekommeren
zich bekommeren om
zich bekruisen
zich bekwamen
zich beledigd voelen
zich bemoeien
вмешаться
  1. вмешиваться
  2. ввязаться
zich bemoeien met
вмешиваться
  1. вмешаться
zich beperken
сократиться
  1. сокращаться
zich beperken tot
ограничиваться
  1. ограничиться
zich beroemen
хвалиться
  1. хвастаться
zich beroemen op
zich beroepen op
zich beschermen защищаться
zich bescheuren
хохота́ть до слёз
  1. смея́ться до упа́ду
zich beschouwen
zich besmetten заразиться
zich bestempelen als
zich betrappen
zich beveiligen tegen
zich bevinden
находиться
  1. быть
  2. есть
zich bevoorraden
zich bevrijden
распутываться
  1. распутаться
  2. избавляться
  3. избавиться
zich bevrijden van
zich bewegen
двигаться
  1. двинуться
  2. дви́гаться
  3. переворачивать
  4. пошатываться
Nederlands русский