zijn mond houden | |
zijn mond voorbij praten | |
zijn mond voorbijpraten | |
zijn neus in de wind steken | |
zijn neus snuiten | |
zijn neus snuiten | |
zijn ongenoegen uiten | |
zijn opwachting maken | |
zijn opwachting maken bij | |
zijn pas versnellen | |
zijn plan trekken | |
zijn plicht ontlopen | |
zijn roes uitslapen | |
zijn schouders ophalen | |
zijnschoudersophalen | |
zijn schouders ophalen | |
zijn standpunt totaal wijzigen | |
zijn steentje bijdragen | |
zijn stempel drukken op | |
zijn stempel drukken op | |
zijn stem uitbrengen | |
zijn stem uitbrengen | |
zijn stem verheffen | |
zijn stoten aan | |
zijn straf uitzitten | |
zijn studie niet afmaken | |
zijns weegs gaan | |
zijn tenten opslaan | |
zijn tijd gehad hebben | |
zijn tijd ver vooruit | |
zijn tijd vooruit | |
zijn toestemming geven | |
zijn toevlucht nemen | |
zijn tol eisen | |
zijn trekken thuiskrijgen | |
zijn vak verstaan | |
zijn van | |
zijn verdiende loon | |
zijn verstand verliezen | |
zijn veto stellen | |
zijn veto uitspreken | |
zijn veto uitspreken over | |
zijn voordeel doen met | |
zijn voordeel doen met | |
zijn wil doordrijven | |
zijn zakken vullen | |
zijn zin geven | |
zijn zin krijgen | |
zijn zinnen bij elkaar houden | |
zijn zinnen gezet hebben op | |
Nederlands |