PanLex

Nederlands Vocabulary

284058 entries from 156 sources
16 additional sources obtained by PanLex and waiting to be analyzed,
containing at least 14059118 entries in this language.
zich voeden
питаться
  1. кормиться
zich voeden met
zich voegen bij
zich voegen naar
zich voelen
чувствовать себя
  1. поживать
zich volproppen
zich voltrekken
свершаться
  1. свершиться
zich volvreten
zich voorbereiden
приготавливаться
  1. подготовиться
  2. приготовиться
  3. поставить
  4. собирать
  5. исправлять
  6. готовить
  7. изготовиться
zich voordoen
развива́ющийся
  1. восходя́щий
  2. возника́ющий
  3. расту́щий
  4. вставать
  5. встать
  6. делать вид
  7. притворяться
  8. отнестись
  9. смотреть
zichvoordoen
zich voordoen als играть
zich voornemen
задумать
  1. рещать
  2. рещить
zich voornemen om
zich voorstellen
вообразить
  1. воображать
  2. мнить
  3. вообрашать
zichvoorstellen
zich voortbewegen
двинуться
  1. двигаться
zich voorthaasten
zich voortplanten
размножаться
  1. размножиться
  2. передвигаться
  3. перемещаться
  4. проходить
zich voortslepen
плестись
  1. тащиться
zich voorzien
запасаться
  1. запастись
zich voorzien van
zichvoorzienvan
zich vormen
zich vrijblijvend opstellen
zich vrijstellen van
zich vrolijk maken over
zich vrolijk maken over
zichvrolijkmakenover
zich vуleten наесться
zich wachten voor
zich wagen
zich wagen aan
zich waken
zich wanen
zich wapenen tegen
zich warmen
согреться
  1. согреваться
zich warm maken voor
zich wassen
мыться
  1. умываться
  2. умыться
  3. вымыться
  4. мыть ру́ки
  5. умыва́ться
  6. умы́ться
  7. помы́ть ру́ки
zich wee voelen
zich wegcijferen
zich wegmaken
zich wegscheren
zich wegspoeden
zich wegstoppen прятаться
zich welven
zich wenden обратиться
zich wenden tot
zich wennen
осваиваться
  1. освоиться
zich wentelen
Nederlands русский