PanLex

Nederlands Vocabulary

284058 entries from 156 sources
16 additional sources obtained by PanLex and waiting to be analyzed,
containing at least 14059118 entries in this language.
zich vergrijpen aan
zich vergrijpen aan
zichvergrijpenaan
zich verhangen
zich verheffen
подняться
  1. подниматься
  2. встать
  3. вставать
zich verheffen op
zich verheugen
радоваться
  1. веселиться
zichverheugen
zich verheugen in
zich verheugen op
zich verheugen over
zich verhouden
zich verhouden tot
zich ver houden van
zich verhovaardigen
zich verhuren
zich verjongen
zich verklaren высказаться
zich verkleden
zich verkneukelen
zich verkneuteren
zich verkniezen
zich verkouden
zich verlagen
zich verlaten
надеяться
  1. полагаться
zich verlaten op
zich verliezen
zich verloochenen
zich verloven
обручиться
  1. помолвить
  2. обручаться
zich verloven met
zich verlustigen in
zich vermaken
развлекаться
  1. веселиться
  2. забавляться
  3. развлечься
  4. играть
  5. поразвлечь
zich vermannen
zich vermeerderen
увеличиваться
  1. увеличиться
  2. умножаться
  3. умножиться
zich vermeien
zich vermengen смешаться
zichvermengen
zich vermenigvuldigen
размножиться
  1. размножаться
  2. умножаться
  3. умножиться
zich vermetelen
отважиться
  1. отваживаться
  2. посметь
  3. подзадоривать
  4. дерзать
  5. смело смотреть в лицо
  6. сметь
  7. осмеливаться
  8. осмелиться
zich vermoeien
устать
  1. утомиться
  2. уставать
  3. утомляться
zich vermommen
zich vernauwen
zich vernederen
унизиться
  1. покориться
  2. смириться
zich verontrusten
взволноваться
  1. растревожиться
zich verontschuldigen
извиняться
  1. извиниться
  2. извиня́ться
  3. извини́ться
  4. объяснять
  5. защищать
  6. оправдывать
zich verontwaardigen
возмущаться
  1. возмутиться
zich veroordelen
zich veroorloven
zich verplaatsen дви́гаться
zich verplichten
Nederlands русский